Als je een natuurkundetijdschrift openslaat of een wetenschapsdocumentaire kijkt, hoor je vaak een bekende melodie. Het Universum, zo wordt ons verteld, begon met een hete Big Bang, breidde zich uit en koelde af, en wordt nu voortgestuwd door donkere energie naar een eenzame toekomst. Maar net als het verhaal het meest interessant wordt, leunen de experts achterover en zeggen: “…maar eigenlijk, we weten het niet.”
Dit is geen toeval. De wetenschap heeft regels: als je het niet kunt meten, moet je er geen claims over maken. Die discipline houdt de natuurkunde eerlijk, maar het betekent ook dat gedurfde, samenhangende ideeën vaak in de lucht blijven hangen, zonder naam. In plaats van één eenvoudig beeld, blijven we achter met een lappendeken: inflatie, nulpuntsenergie, donkere materie, donkere energie — elk apart beschreven, met een impliciet “er moet iets diepers zijn dat deze verbindt, maar we kunnen niet zeggen wat.”
Recente essays van wetenschapschrijvers benadrukken vaak deze spanning:
-
Over “niets”: Zelfs als je het Universum helemaal ontbloot van alle deeltjes en straling, krijg je geen echte leegte. De ruimte zelf borrelt nog steeds van energie.
-
Over de Big Bang: De hete, dichte toestand die we de Big Bang noemen, was niet het begin. Iets — een veld, een energie — zorgde ervoor dat het vóór de Big Bang opblies, wat het Universum zaait dat we nu zien.
-
Over kosmische geschiedenis: De Big Bang legt uit wat er daarna gebeurde — sterrenstelsels, sterren, planeten — maar leunt opnieuw op onbekenden: donkere energie om de expansie aan te drijven, fluctuaties om structuur te zaaien, een mysterieus inflatieveld om op gang te komen.
De gangbare wetenschap behandelt deze waarheden voorzichtig, meet wat kan en geeft toe wat ze niet weten. Maar voor de leek voelt het vaak als een cliffhanger zonder oplossing: als niets leeg kan zijn, als de Big Bang niet het begin was, als energie inherent is aan de ruimte — wat is dan de diepere realiteit?
Hier komt de Omniversele Theorie (OT) om de hoek kijken.
De OT stelt voor dat achter al deze fragmenten een enkele, verenigende basis ligt: het O-veld. Dit veld is nooit afwezig, zelfs niet in de leegte. Zijn excitatie's geven aanleiding tot donkere materie; zijn entropieveranderingen verschijnen als donkere energie; zijn golven vormen het kosmische web. Een Big Bang is niet het begin van alles, maar het moment waarop het O-veld een nieuwe bubbel van ruimtetijd opwekt, compleet met de deeltjes en krachten die we uit de natuurkunde kennen.
Met andere woorden, het O-veld is wat de gangbare essays beschrijven maar aarzelen om te benoemen. Waar de wetenschap momenteel losse mysteries ziet, biedt de OT een samenhangend verhaal. Het verwerpt niet het bewijs van expansie, van de kosmische microgolfachtergrond, van structuurvorming. Het omarmt ze — maar plaatst ze binnen een groter kader waaruit ze allemaal voortkomen uit dezelfde onderliggende realiteit.
Wetenschappers moeten, per ontwerp, stoppen bij “we weten het niet.” De Omniversele Theorie durft te zeggen: misschien weten we het wel, als we de punten met elkaar verbinden.
Ongeveer zes maanden geleden voltooide ik de eerste versie van het boekje over de Omniversele Theorie: "How the Omniverse Works" (Hoe het omniversum werkt). Mijn doel was op dat moment eenvoudig: de ideeën uit mijn hoofd op papier krijgen, om te zien of de “punten” die ik voelde dat met elkaar verbonden moesten worden, echt een samenhangend geheel vormden. Het schrijven ging minder om het publiceren van een afgeronde theorie en meer om mezelf te testen met een team van AI's — kon ik de intuïtie dat de natuurkunde om één verenigend veld cirkelt, uitdrukken zonder wat wetenschappers al weten te tegenspreken?
Sindsdien ben ik teruggegaan naar de gangbare literatuur om mijn eigen idee onderuit te halen. Als het O-veld slechts een handig verhaal was, zou ik vast bewijs vinden dat het weerlegde. Maar na veel lezen ontdekte ik vooral het tegenovergestelde: het O-veldconcept herformuleert simpelweg wat al wordt gezegd, en trekt verspreide stukken — inflatie, vacuümenergie, donkere materie, donkere energie — samen in één enkele draad. Eén enkele theorie over hoe meerdere universums ontstaan en weer vervagen, als bellen in kokend water. De wetenschap blijft hetzelfde; alleen het verhaal wordt duidelijker.
Als ik terugkijk, realiseer ik me dat het eerste boekje misschien niet goed aansloot bij twee verschillende doelgroepen. Voor leken waren de diepgaande duiken in de kwantumtheorie en relativiteit moeilijk te volgen. Voor wetenschappers ontbrak het boekje aan de formele structuur van een onderzoeksartikel, met citaten en technische details. In die zin zat het oncomfortabel tussenin: niet luchtig genoeg voor de ene groep, niet rigoureus genoeg voor de andere.
Misschien is dat een goede reden voor een tweede editie. Of misschien zelfs twee tweede edities: één geschreven in gewone taal, een rondleiding voor nieuwsgierige geesten, en een andere meer vormgegeven als een academisch essay, met de juiste referenties, strakkere kaders en beoordelingen. Beide zouden hetzelfde verhaal vertellen, maar in de taal die het beste past bij hun lezers.
Het kan even duren, misschien zelfs lang. Geniet ondertussen van wat er is: Hoe Het Omniversum Werkt als PDF of als EPUB hier.