CHAPTER 2 - The Vanishing Records

Juan Ovieda volgt de mysterieuze koperen sleutel naar de archieven van Valencia, in de hoop de connectie met de dood van de journalist te ontrafelen. Bij aankomst ontdekt hij dat de documenten op mysterieuze wijze zijn verdwenen en dat de oude portier niet bereid is om te praten. Geconfronteerd met de muur van stilzwijgen van de ambtenaren van het stadhuis, voelt Juan dat er een diepere samenzwering gaande is. Terwijl hij dieper in de aristocratische kringen doordringt, beseft hij dat de sleutel misschien geheimen onthult waar sommigen voor zouden moorden om ze verborgen te houden.
De ochtendzon wierp een warme gloed over de stad terwijl inspecteur Juan Ovieda door de smalle straatjes van Valencia liep, de koperen sleutel veilig in zijn zak. Zijn bestemming was het archief, een plek waar geschiedenis werd bewaard en geheimen verborgen lagen. Het gebouw stond aan de rand van de oude stad, de gevel getuigde van het roemrijke verleden van de stad. Binnen was de lucht koel en muffig, doordrongen van de geur van verouderd papier en inkt.
Juan liep naar de balie waar een ouder portier zat, zijn gezicht getekend door jaren van dienst. "Ik ben hier om enkele archieven in te zien," zei Juan terwijl hij zijn badge toonde. De portier keek er nauwelijks naar, zijn ogen vertoonden een ongrijpbare duisternis. "Het spijt me, maar de archieven die je zoekt zijn hier niet meer," antwoordde de portier, zijn stem nauwelijks hoorbaar.
Juans hart zonk, maar hij gaf niet op. "Weet u waar ze misschien zijn? Of wie ze het laatst heeft ingezien?" De portier schudde zijn hoofd, zijn lippen waren verzegeld door een onzichtbare kracht. Frustratie knaagde aan Juan toen hij besefte dat de man niet zou praten.
Toen hij het archief verliet, raasden zijn gedachten. Waarom zouden de archieven verdwenen zijn en wie had de macht om ze te laten verdwijnen? Hij ging naar het stadhuis, hopend antwoorden te vinden bij de bureaucraten die de stad bestuurden. Maar ook daar stuitte hij op weerstand.
Ambtenaren ontweken zijn vragen, hun ogen flonkerden van onrust. Het was alsof ze iets—of iemand—probeerden te beschermen. Juans instinct vertelde hem dat hij op het spoor was van iets groots. De dood van de journalist, de verdwenen archieven en de koperen sleutel waren allemaal stukjes van een puzzel die naar de hogere kringen van Valencia wezen.
Teruglopend naar zijn kantoor voelde hij het gewicht van de onopgeloste zaak van zijn broer op zijn schouders drukken, een herinnering aan de prijs van begraven geheimen. Vastbesloten om door de muur van stilte heen te breken, besloot Juan het aristocratische clubhuis te bezoeken waar de elite van de stad samenkwam. De club was een bolwerk van oud geld en invloed, zijn leden omgeven door privilege. Toen Juan binnenkwam, werd hij begroet door nieuwsgierige blikken en gefluisterde gesprekken.
Hij liep naar een groep mannen die verwikkeld waren in een verhitte discussie. "Ik onderzoek de dood van een journalist," zei Juan, zijn stem doorbrak het gemompel. "Weet iemand van jullie daar iets over?" De mannen wisselden blikken uit, hun gezichten waren gereserveerd. Een van hen, een man met een gedistingeerde uitstraling, stapte naar voren.
"Inspecteur, ik verzeker u dat wij geen betrokkenheid hebben bij zulke zaken," zei hij soepel. Maar Juan ving de flikkering van angst in zijn ogen op, een teken dat zijn woorden niet helemaal waarachtig waren. Toen de man zich omdraaide, wist Juan dat hij dieper moest graven. De dag verstreek en Juans frustratie groeide.
Elke aanwijzing leek op een dood spoor uit te lopen, elke deur sloot zich voor zijn neus. Toch weigerde hij op te geven. De sleutel in zijn zak was een constante herinnering aan de waarheid die hij zocht, een waarheid die verborgen lag onder lagen van bedrog. Terwijl de zon onderging boven Valencia, stond Juan aan de rand van de rivierbedding van de Turia, zijn geest een wervelwind van gedachten.
Hij voelde het koperen medaillon van Sint Michael in zijn zak, puttend kracht uit zijn aanwezigheid. Hij wist dat hij dicht bij het onthullen van iets belangrijks was, iets dat de fundamenten van de stad zou doen schudden. Maar toen de duisternis viel, besefte Juan dat hij geduldig moest zijn. De nacht was jong en de stad hield haar geheimen goed verborgen.
Morgen zou nieuwe uitdagingen en ontdekkingen met zich meebrengen. Voor nu kon hij alleen maar wachten en zich voorbereiden op de storm die onvermijdelijk zou komen.